• for·tvilt
  • Afleiding van het Noorse werkwoord fortvile met het voorvoegsel for-.
Naar frequentie 42190
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud fortvilt
o enkelvoud fortvilt
meervoud fortvilte
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
fortvilte

fortvilt

  1. desperaat, hopeloos, radeloos, vertwijfeld, wanhopig

fortvilt

  1. voltooid deelwoord van fortvile


  • for·tvilt
stellend vergrotend overtreffend
onbepaald
(sterk)
m/v enkelvoud fortvilt
o enkelvoud fortvilt
meervoud fortvilte
bepaald
(zwak)
enkelvoud en
meervoud
fortvilte

fortvilt

  1. desperaat, hopeloos, radeloos, vertwijfeld, wanhopig

fortvilt

  1. voltooid deelwoord van fortvila

fortvilt

  1. voltooid deelwoord van fortvile