formatieperiode
- for·ma·tie·pe·ri·o·de
- samenstelling van formatie zn en periode zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | formatieperiode | formatieperiodes formatieperioden |
verkleinwoord |
de formatieperiode v
- (politiek) tijd die men nodig heeft om een coalitieregering te vormen na verkiezingen van een volksvertegenwoordiging
- ▸ De vijf langste formatieperiodes sinds 1945[1]
- ▸ Het kabinet van Koeiman was nog maar anderhalve maand aan de macht. Na de verkiezingen van 5 oktober volgde een moeizame formatieperiode. Er werd een coalitie gesloten die een meerderheid had van slechts één zetel."[2]
- ▸ De Belgische rente liep eerder op naar bijna 6 procent maar is inmiddels teruggezakt naar onder de 5 procent. Dat heeft mede te maken met het kersverse Belgische regeerakkoord en het uitzicht op een nieuwe Belgische regering, na een formatieperiode van 535 dagen, een record.[3]
- Het woord formatieperiode staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Weblink bron “Formatiedag 177: minister Dijsselbloem vindt het te lang duren” (Vrijdag 8 september 2017, 21:32), NOS
- ↑ Weblink bron “Kabinet Curaçao alweer gevallen, nieuwe verkiezingen op komst” (Zondag 12 februari 2017, 22:53), NOS
- ↑ Weblink bron “Beurzen openen weifelend en lager” (Donderdag 1 december 2011, 10:15), NOS