foncer
foncer
- overgankelijk iets van een bodem voorzien
- overgankelijk (kookkunst) (taarten, gebak, e.d.) van een deegbodem voorzien
- overgankelijk (een put, e.d.) uitgraven
- overgankelijk (figuurlijk) verduisteren, donkerder maken
- ergatief (figuurlijk) afstormen, zich storten op (sur)
- ergatief (figuurlijk) (spreektaal) scheuren, racen [2]