flux de bouche
- flux de bou·che
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | flux de bouche | |
verkleinwoord |
het flux de bouche o
- het wel heel vlot kunnen spreken
- ▸ Ze geven hilarische voorbeelden, zoals dat je je beter niet aan een speech in een vreemde taal kunt wagen als je die taal slecht beheerst. „Doe niet als de toenmalige premier Wim Kok, die op vriendschapsbezoek in Parijs president Chirac ontmoette. Die oreerde met een bewonderenswaardige, maar ook vermoeiende flux de bouche uit het hoofd minutenlang over de warme vriendschap tussen het Franse en Nederlandse volk, waarop onze eerste minister het woord kreeg en niets anders wist uit te brengen dan: „Wie, mwa oossie.””[3]
- Het woord flux de bouche staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ de bouche flux de bouche op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Weblink bron Ellen van de Beek“Spreken in het openbaar is een kunst; in de kerk helemaal” (21 augustus 2012), Reformatorisch Dagblad