fluorideren
Nederlands
Uitspraak
- Geluid: fluorideren (hulp, bestand)
Woordafbreking
- flu·o·ri·de·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
fluorideren |
fluorideerde |
gefluorideerd |
zwak -d | volledig |
Werkwoord
fluorideren
- overgankelijk (scheikunde), (medisch) fluoride toevoegen gewoonlijk aan drinkwater
- Veel landen besloten hun drinkwater te fluorideren om tandwolf te bestrijden.
Afgeleide begrippen
Vertalingen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord fluorideren staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.