Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fluis·ter toe
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
toefluisteren

fluister (...) toe

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toefluisteren
    • Ik fluister toe. 
  2. gebiedende wijs van toefluisteren
    • Fluister toe! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van toefluisteren
    • Fluister je toe? 

Gangbaarheid