• floa·ten
  • Afgeleid van het Engelse float
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
floaten
floatte
gefloat
zwak -t volledig

floaten

  1. inergatief tot rust komen door zich op zeer zout water te laten drijven
    • Wij gaan vanavond lekker floaten.