Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • flight·si·mu·la·tor
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord flightsimulator flightsimulatoren
flightsimulators
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de flightsimulatorm

  1. (techniek), (luchtvaart) vliegsimulator
    • Het leuke is dat uw relaties en uw medewerkers ook een vlucht kunnen maken in een flightsimulator van een Boeing 737N.[1] 
Vertalingen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. FLIGHTSIMULATOR, branchecontact.nl