• fla·ter
  • zn: afgeleid van  flateren ww , zonder achtervoegsel -en, in de betekenis van ‘blunder’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1866 [1] [2] [3]
  • ww:  flateren ww  zonder de uitgang -en

de flaterm

  1. ernstige, eenvoudig te voorkomen fout
     De pijn zit hem in al die gelijke spelen. Bij sc Heerenveen, bij FC Utrecht en zeker de 2-2 bij FC Emmen. Want hoe charmant een stuntende nieuwkomer ook is, dat PSV in Drenthe een 2-0 voorsprong weggaf lijkt de grootste flater in 297 eredivisieduels dit seizoen. Wat als PSV na het eerste tegendoelpunt was wakker geschud?[4]
  • een flater slaan
vervoeging van
flateren

flater

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flateren
    • Ik flater. 
  2. gebiedende wijs van flateren
    • Flater! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van flateren
    • Flater je? 
     Ik heb geleerd dat ik niet minder waard ben als ik eens flater in een wedstrijd[5]
96 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[6]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. flater op website: Etymologiebank.nl
  3. "flater" in:
    Sijs, Nicoline van der
    , Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org
    ; ISBN 90 204 2045 3
  4.   Weblink bron
    Fabian van der Poll
    “Niet de beste zijn is voor PSV nog altijd moeilijk” (12 mei 2019) op nrc.nl  
  5.   Weblink bron
    Elise Vanderelst geciteerd door Hans Jacobs
    “Wie is Elise Vanderelst (23), de Europese indoorkampioene 1.500m: “Ik heb geleerd dat ik niet minder waard ben als ik eens flater in een wedstrijd”” (6 maart 2021) op nieuwsblad.be
  6.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be