Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fla·te·ren
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
flateren
flaterde
geflaterd
zwak -d volledig

Werkwoord

flateren

  1. inergatief iets doms doen
    • Er werd bij die presentatie geweldig geflaterd. 

Gangbaarheid