Nederlands

 
flatgebouw
Uitspraak
Woordafbreking
  • flat·be·wo·ner
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord flatbewoner flatbewoners
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de flatbewonerm

  1. persoon die in een flatgebouw woont
     De vrouw werd in april vorig jaar met 41 messteken omgebracht. Het Openbaar Ministerie denkt dat de verdachte de vrouw doodstak omdat ze hem als mede-flatbewoner herkende tijdens een inbraak.[2]
     Bij de explosie raakte een flatbewoner gewond. Het slachtoffer heeft brandwonden.[3]
     Een flatbewoner vertelde dat enkele buren hem gezien hadden in de lift. De demonstranten hingen posters op en eisten dat Uittenbogaard zou vertrekken uit Deventer.[4]

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Justitie eist 30 jaar voor ombrengen vrouw met 41 messteken” (Dinsdag 18 oktober 2016, 13:31), NOS
  3.   Weblink bron “Drachten zoekt ander onderkomen voor getroffenen” (Maandag 28 december 2015, 09:30), NOS
  4.   Weblink bron “Opstootje Deventer om Martijn-lid” (Vrijdag 30 augustus 2013, 11:45), NOS