Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • flans·ten aan·een
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
aaneenflansen

flansten (…) aaneen

  1. meervoud verleden tijd van aaneenflansen
    • Wij flansten aaneen. 
    • Jullie flansten aaneen. 
    • Zij flansten aaneen. 

Gangbaarheid