flansten
- flans·ten
vervoeging van |
---|
flansen |
flansten
- meervoud verleden tijd van flansen
- Wij flansten.
- Jullie flansten.
- Zij flansten.
- Wij flansten.
- Het woord flansten staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
vervoeging van |
---|
flansen |
flansten