fineliner
  • fine·li·ner
  • uit het Engels
enkelvoud meervoud
naamwoord fineliner fineliners
verkleinwoord

de finelinerm

  1. viltstift met een heel fijne, smalle punt
    • De grote vellen papier lagen op de grond. Domburg zat op zijn knieën op bubbeltjesplastic met een fineliner de namen op te schrijven die in het digitale Joodsmonument.nl staan vermeld. [1] 
    • Neem het patroon over op karton en snij alle buitenkanten uit, inclusief alle karteldriehoekjes. Snij de kleine onderdelen, zoals raampjes, uit rood of wit karton. Vouw de boot in elkaar en vouw alle driehoekjes om. Plak ze vast. Maak twee gaatjes voor het kettinkje, rijg het erdoor en maak het anker eraan vast. Teken met stift of fineliner details op de boot en plak een plukje watten in de schoorsteen. [2] 
91 % van de Nederlanders;
55 % van de Vlamingen.[3]