financierbaarheid

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fi·nan·cier·baar·heid
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord financierbaarheid
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de financierbaarheidv

  1. (economie) (van een activiteit) de eigenschap dat het geld dat er voor nodig is beschikbaar is
     De Nederlandse Vereniging van Banken stelt in Nieuwsuur dat zij zich zorgen maken over dit signaal van de accountants. De financierbaarheid komt zo in het geding. Accountants geven dus aan dat het financiële systeem achter de GGZ niet te controleren is. In de geestelijke gezondheidszorg gaat in totaal vier miljard euro om.[1]
     Vooral het gebrek aan vertrouwen zorgt voor een soort kopersstaking, zegt de bank. "De financierbaarheid, oftewel of mensen überhaupt een hypotheek kunnen krijgen speelt een minder grote rol bij de stagnatie op de woningmarkt", aldus de Rabobank in het kwartaalbericht.[2]


Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Jaarrekeningen GGZ niet goedgekeurd” (Vrijdag 11 april 2014, 12:25), NOS
  2.   Weblink bron “Rabobank somber over huizenmarkt” (Dinsdag 21 februari 2012, 15:31), NOS