Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • film·club
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord filmclub filmclubs
verkleinwoord filmclubje filmclubjes

Zelfstandig naamwoord

de filmclubv / m

  1. organisatie die filmvoorstellingen voor leden organiseert
     Toen zag ze er heel blij uit, omhelsde me en noemde me haar kleine mannetje, wat volgens mij helemaal niets te maken had met het feit dat ik waarschijnlijk verliefd was. Ik maakte me los uit haar omhelzing en zei dat ik het meisje mee wilde nemen naar de bioscoop maar geen geld had en dat bijna alle andere jongens daar geld voor hadden, op zijn minst één keer in de week, terwijl ik alleen naar de filmclub van de school kon.[1]
     Het videomateriaal is destijds gemaakt door de Friesche filmclub Kleare Klimen. Op de zwart-witbeelden is vooral het publiek langs de kant te zien. Ook is er aandacht voor de drukte bij de stempelposten en is te zien hoe sneeuw van het ijs wordt geveegd voordat de schaatsers passeren.[2]
Verwante begrippen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Echte Amerikaanse jeans” (2017), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044632767
  2.   Weblink bron “Nieuwe beelden Elfstedentocht '54” (Maandag 3 februari 2014), NOS