Nederlands

 
fileerder in actie
Uitspraak
Woordafbreking
  • fi·leer·der
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fileerder fileerders
verkleinwoord fileerdertje fileerdertjes

Zelfstandig naamwoord

de fileerderm

  1. (beroep) iemand die vis ontdoet van graten en ingewanden
    • In de hal van de Coöperatieve Visafslag stelt de vorstin zich grondig op de hoogte van het visbedrijf en zijn problematiek. Fileerder en gepensioneerd visser Klaas de Haan vindt het een „geweldig moment” dat de Koningin naar zijn bezigheden komt kijken. Geeft u ook les? vraagt de Koningin aan een andere fileerder. [2] 
    • „Kijk dan, ultravers, nog plankstijf.” Arie Kuijt, fileerder, handelaar en zelfverklaard vispromotor, neemt een lap van een tong van het ijs. Een stapel verder pakt hij een rode poon. „Gisteren zwom hij in de Golf van Biskaje, voel eens.” De zijkant van de vis voelt als schuurpapier. „Hij is rood ja, en toch is het een grauwe poon. Echte rode poon is glad.” [3] 
  2. iemand die een scherpe, kritische analyse van iets maakt
    • BBC-radiopresentator John Humphrys, gevreesd fileerder van politieke wauwelaars in het radioprogramma Today, was ooit in de lobby van een hotel in Sheffield. Hij werd afgeleid door aanhoudende achtergrondmuziek in het vertrek. [4] 
Verwante begrippen

Gangbaarheid

90 % van de Nederlanders;
90 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Reformatorisch Dagblad Marie van Beijnum 04-11-2005 Koningin op kroonkussen in huifkar
  3. NRC Menno Steketee 4 februari 2014 Grauwe poon is óók rood, maar voelt ruw
  4. NRC Hieke Jippes 17 juni 2013 Pardon - moeten we hier vechten voor onze stilte?
  5.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be