fietsverbinding
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- fiets·ver·bin·ding
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van fiets zn en verbinding zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fietsverbinding | fietsverbindingen |
verkleinwoord |
Zelfstandig naamwoord
de fietsverbinding v
- weg of fietspad dat kan dienen om van de ene naar de andere plaats te fietsten
Gangbaarheid
- Het woord fietsverbinding staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.