Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fiets·on·ge·val
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fietsongeval fietsongevallen
verkleinwoord fietsongevalletje fietsongevalletjes

Zelfstandig naamwoord

het fietsongevalo

  1. ongeval waar een
     Jaarlijks vallen gemiddeld twintig verkeersdoden onder kinderen. De meerderheid overlijdt door een fietsongeval. Het aantal dodelijke ongevallen is in de periode 2006-2010 wel met een derde gedaald.[1]
     Het aantal ouderen dat zwaar gewond raakt bij een fietsongeval neemt toe. Minister Schultz van Verkeer verwacht dat door de vergrijzing, dat aantal nog verder zal toenemen. Ze wil meer aandacht voor de inrichting van wegen en ouderen moeten zich beter bewust zijn van hun kwetsbaarheid.[2]
     Voor zijn ongeval ging Webber, die ook in 2008 na een fietsongeval lange tijd uit de roulatie was, aan de leiding in het WK. De wereldtitel kwam uiteindelijk terecht bij zijn stalgenoot Sebastian Vettel. Webber werd derde.[3]

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Kind vaker gewond door fietsongeval” (Donderdag 19 januari 2012, 10:27), NOS
  2.   Weblink bron “Steeds meer ouderen betrokken bij fietsongelukken” (Woensdag 11 mei 2011, 18:30), NOS
  3.   Weblink bron “Webber verzweeg gebroken schouder” (Maandag 6 december 2010, 16:36), NOS