Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fiets·licht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fietslicht fietslichten
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het fietslichto

  1. deel van de verlichting op een fiets
     Politie: Geen fietslicht? Regel een donorcodicil!: De politie in de Gelderse steden probeert met een harde boodschap op Facebook en Instagram jonge fietsers te wijzen op het belang van goede verlichting. Arnhem begon, inmiddels heeft Nijmegen ook al sociale media daarvoor ingezet.[1]
  2. stoplicht voor fietsers
     Fietsers in de stad Groningen hoeven straks niet langer meer in de stromende regen te wachten op het stoplicht. Een deel van de stoplichten in de stad krijgt regensensoren: als het dan regent of sneeuwt springt het fietslicht sneller op groen. In november vorig jaar kreeg Groningen het eerste fietsvriendelijke verkeerslicht. De sensor werd op de proef geïnstalleerd op de Oosterbrug en moest in een half jaar tijd zijn nut bewijzen. De proef is geslaagd, volgens de gemeente waren de meeste fietsers en andere weggebruikers positief.[2]


Gangbaarheid

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Politie: Geen fietslicht? Regel een donorcodicil!” (Woensdag 8 november 2017, 12:52), NOS
  2.   Weblink bron “Regen? Fietsers gaan voor!” (Woensdag 10 oktober 2012, 16:33), NOS