Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fiets·dief·stal
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord fietsdiefstal fietsdiefstallen
verkleinwoord fietsdiefstalletje fietsdiefstalletjes

Zelfstandig naamwoord

de fietsdiefstalm

  1. het verschijnsel dat fietsen gestolen worden
     Incidenteel leidt de lokfiets ook tot een heel ander, onverwacht succes. In 2014 pakte de politie de vermoedelijke Utrechtse serieverkrachter op, nadat hij een jaar eerder in Nieuwegein een lokfiets had gestolen. Na zijn veroordeling wegens fietsdiefstal moest de verdachte verplicht dna afstaan. Zijn profiel bleek overeen te komen met dat van de Utrechtse serieverkrachter.[1]
     Teunissen wijst erop dat op lokaal niveau er weer sprake is van een toename van fietsdiefstal. "Het gaat daarbij niet - zoals in het verleden - om eenlingen of junks die snel geld nodig hebben, maar om serieuze georganiseerde bendes die vele tientallen fietsen tegelijk stelen."[2]


Afgeleide begrippen

Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Lokfiets beproefd middel tegen fietsendieven” (Maandag 4 januari 2016, 13:28), NOS
  2.   Weblink bron “RAI wil meer aandacht fietsdiefstal” (Dinsdag 13 mei 2014, 11:28), NOS