fietsaccessoire
- fiets·ac·ces·soi·re
- samenstelling van fiets zn en accessoire zn
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fietsaccessoire | fietsaccessoires |
verkleinwoord |
het fietsaccessoire o
- aanvullend attribuut voor een fiets
- ▸ Ze stelt dat het bedrijf al voordat het app- en belverbod inging, via sociale media en bijvoorbeeld nieuwsbrieven, ‘slim reclame heeft gemaakt‘ voor het fietsaccessoire. ,,Dat heeft fantastisch gewerkt. De Nederlandse fietsers zijn, mede door ons, keurig voorgelicht en lijken zich goed te hebben voorbereid. Wij waren er trouwens ook klaar voor. In onze magazijnen liggen nog genoeg van die stuurklemmen.”[1]
- Het woord 'fietsaccessoire' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- ↑ Weblink bron Tom Tates“Run op smartphonehouders voor fietsers sinds invoering app- en belverbod” (02-07-2019), Tubantia