fidget
- Geluid: fidget (VS) (hulp, bestand)
- IPA:
- Van fidge (vooral Schots); mogelijk verder te herleiden tot Middelengels fiken.[1]
enkelvoud | meervoud |
---|---|
fidget | fidgets |
fidget
- (persoon) iemand die niet rustig kan blijven, zenuwlijer, zenuwpees
- onrustige, gespannen toestand waarin iemand verkeert
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to fidget |
he/she/it | fidgets |
verleden tijd | fidgeted |
voltooid deelwoord |
fidgeted |
onvoltooid deelwoord |
fidgeting |
gebiedende wijs | fidget |
fidget
- onovergankelijk niet stil kunnen blijven zitten, de zenuwen/kriebels enz. hebben
- overgankelijk gespannen/onrustig//nerveus/zenuwachtig maken, de zenuwen bezorgen