Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • fes·ti·val·sei·zoen
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord festivalseizoen festivalseizoenen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

het festivalseizoeno

  1. deel van het jaar dat geschikt is voor het organiseren van grootscheepse feestelijke evenementen
     Tienduizenden mensen zijn verder te vinden op Paaspop in Schijndel. Met dit festival werd vrijdag traditiegetrouw het festivalseizoen afgetrapt. Het is het eerste grote muziekevenement dat zonder coronamaatregelen weer kan plaatsvinden. Dit weekend is ook het dancefestival Awakenings. Dat bestaat 25 jaar en wordt daarom twee keer gehouden: dit weekend in Spaarnwoude en in juli in Hilvarenbeek.[1]
     Het Startschotgala staat vooraan in de rij in het festivalseizoen en de organisatie houdt nog wel rekening met restricties: We weten nu natuurlijk nog niet wat er dan geldt. We bereiden van alles voor. Als er een QR-code of 3G-beleid is dan anticiperen we daarop. We willen er alles aan doen om te openen.[2]
     Vorige week ontstond ophef toen bleek dat de organisatie muzikanten had gevraagd om in ruil voor vip-kaarten op te treden. In een video zei zanger Joshua Nolet van de band Chef'Special dat hij boos was over hoe er naar muzikanten wordt gekeken. Hij was ontstemd over het verzoek van de organisatie, onder meer omdat muzikanten het al zwaar hebben vanwege het afgelasten van het festivalseizoen. Voordat er ophef ontstond, had Davina Michelle al toegezegd het volkslied gratis ten gehore te brengen.[3]

Gangbaarheid

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Paaseieren, het strand of een festival: zo geniet Nederland van het paasweekend” (Zondag 17 april 2022, 16:18), NOS
  2.   Weblink bron
    Vincent van Rijn
    “Organisatoren festivals optimistisch over nieuw seizoen” (Vrijdag 4 februari 2022, 21:00), NOS
  3.   Weblink bron “Dj's krijgen betaald voor optreden bij Grand Prix Zandvoort” (Maandag 30 augustus 2021, 17:25), NOS