• fer·met·te
  • uit het Frans
enkelvoud meervoud
naamwoord fermette fermettes
verkleinwoord fermetje fermetjes

de fermettev / m

  1. (België) moderne woning gebouwd in een stijl die doet denken aan een traditionele boerderij
    • Dat de meeste Spaanse villa’s in Vlaanderen, met hun vergrote ramen en andere aangebrachte ‘correcties’, eerder mislukt dan mooi overkomen, is een oordeel dat ik deel. In het dorp waar ik opgroeide, had een stel een lachwekkend grote Oostenrijkse chalet op hun sanitairwinkel gebouwd, die zich na één aanblik nooit meer liet vergeten. (De dochters van dat stel werden verplicht een dirndl te dragen.) Maar zijn de ‘typisch Vlaamse’ fermettes en pastoriewoningen dan wel mooi? Nee, dat zijn doorgaans enkel uitingen van een andere vorm van nostalgische kitsch, gebaseerd op het verlangen naar een veronderstelde vervlogen tijd in plaats van naar een voorbije reis.[1] 
    • De Belg wordt met een baksteen in de maag geboren. Zelf een huis bouwen is het ideaal. Fermettes en de 'Spaanse stijl' zijn passé, de pastorijwoning rukt op.[2]  
30 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[3]
  1. NRC Annelies Verbeke 22 juli 2009
  2. Volkskrant Bart Dirks 10 maart 2005
  3.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be