fep
- fep
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | fep | - |
verkleinwoord | - | - |
- (verouderd) drinken, gretig gebruik van alcoholische drank
- En nu, toen hij nog even was teruggekeerd naar de soos, had hij ze alle vier om een tafeltje gevonden, al flink aan de fep, (…) [2]
- «aan de fep raken»
- dronken worden
- «aan de fep raken»
- «aan de fep zijn»
- aan de drank zijn, aan alcohol verslaafd zijn
- «aan de fep zijn»
vervoeging van |
---|
feppen |
fep
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van feppen
- Ik fep.
- gebiedende wijs van feppen
- Fep!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van feppen
- Fep je?
- Het woord 'fep' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "fep" herkend door:
2 % | van de Nederlanders; |
5 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Daisne, J.De trap van steen en wolken. (1942) A. Manteau, Brussel / Nijgh & Van Ditmar, Rotterdam; p. 202; geraadpleegd 2016-08-03
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be