• feil·baar·heid
enkelvoud meervoud
naamwoord feilbaarheid feilbaarheden
verkleinwoord

de feilbaarheidv

  1. het verschijnsel dat men fouten kan maken
     Van den Broeke vindt dat de koning in Eindhoven tijdens de rouwplechtigheid voor de slachtoffers van de neergehaalde Maleisische Boeing 777 had kunnen zorgen voor een religieus element. "Dat had juist iets aan de rouwplechtigheid kunnen toevoegen, bijvoorbeeld omdat het de aandacht vestigt op onze feilbaarheid, en het besef dat je als mens je leven uiteindelijk niet in eigen hand hebt."[2]
     Dit onderstreept maar weer eens de feilbaarheid van wetenschappelijk onderzoek, vindt Messerli. Er zijn wel meer onderzoeken waarin vreemde verbanden zijn gevonden. Zo zouden in gebieden met veel ooievaars meer kinderen worden geboren en zouden er meer zelfmoorden worden gepleegd als er zonnevlekken zijn. Ook allemaal onzin dus.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Kritiek Protestantse Kerk op koning” (Dinsdag 26 augustus 2014, 13:17), NOS
  3.   Weblink bron “'Chocolade-eters winnen vaker Nobelprijs'” (Donderdag 11 oktober 2012, 10:20), NOS