• fa·mi·lie-eer
enkelvoud meervoud
naamwoord familie-eer
verkleinwoord

de familie-eerv / m

  1. de goede naam van een groep bloedverwanten
     Ook eerwraak - het doden van iemand die de familie-eer heeft aangetast - wordt door maar weinig ondervraagden goedgekeurd. Opmerkelijk is dat ook hier Algerije en Marokko aan kop gaan: respectievelijk 27 en 25 procent vindt eerwraak acceptabel. Jordanië volgt met 21 procent. In Tunesië, Libanon en de Palestijnse gebieden heeft maar 8 procent begrip voor eerwraak.[1]
     Als je je niet aan de familieregels houdt en je tast daarmee de familie-eer aan, dan mag jouw familie je in sommige culturen tot de orde roepen met bijvoorbeeld dreigen of mishandelen. In het ergste geval kan dat zelfs worden bestraft met de dood.[2]


  1.   Weblink bron “Arabieren noemen zichzelf vaker niet-religieus” (Maandag 24 juni 2019), NOS
  2.   Weblink bron “'Ik moest van mijn familie twee mensen vermoorden'” (Vrijdag 18 oktober 2019), NOS