• fa·bri·ca

fabrica

  1. (Jiddisch-Hebreeuws) 'kerksieraden', sieraden van de synagoge


vervoeging van
fabricar

fabrica

  1. derde persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van fabricar
  2. gebiedende wijs (bevestigend) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van fabricar