• ex·pe·di·tie·schip
enkelvoud meervoud
naamwoord expeditieschip expeditieschepen
verkleinwoord

het expeditieschipo

  1. schip waarmee men een wetenschappelijke ontdekkingstocht maakt
     Na 81 dagen onafgebroken op zee is expeditieschip Bark Europa in Scheveningen aangekomen. Het schip vertrok onder leiding van kapitein Eric Kesteloo op 27 maart uit Ushuaia in Argentinië, de zuidelijkste stad ter wereld. Vanwege de coronacrisis kon de bemanning niet meer afgelost worden en was het niet mogelijk om onderweg af te meren. De enige optie was om in één keer terug naar Nederland te varen.[1]
     Vanmiddag kwam het team van Stichting Duik de Noordzee Schoon aan in Scheveningen na een tiendaagse expeditie naar de Doggersbank, een zandbank midden op de Noordzee. De duikers vonden van alles, maar niet de O-13. "Zeker zijn we teleurgesteld", zegt duiker Willem Heijdeman vanaf het expeditieschip, de Commandant Fourcault. "Je weet dat het zoeken is naar een speld in een hooiberg. We weten niet wáár hij is vergaan, dus hij kan overal liggen in de Noordzee. Je weet van tevoren dat de kans heel klein is."[2]
  1.   Weblink bron
    Petra Steenhoff
    “Na onafgebroken zeereis van 81 dagen je vrouw knuffelen via een 'knuffelscherm'” (Dinsdag 16 juni 2020, 14:07), NOS
  2.   Weblink bron “Duikers vinden geen spoor van vermiste onderzeeër, wel wrakken en slakken” (Zondag 14 juli 2019, 11:47), NOS