• er·va·re·ne
  • Voltooid deelwoord van ervaren met het achtervoegsel -e (zelfstandig gebruik van een bijvoeglijk naamwoord)
enkelvoud meervoud
naamwoord ervarene ervarenen
verkleinwoord - -

(als zelfstandig naamwoord)

de ervarenem

  1. persoon die iets eerder heeft meegemaakt of vaker heeft gedaan
    • Het ligt besloten in de rol van noviet, bruid, immigrant, kind, dat deze mettertijd verwisseld wordt voor die van ervarene, echtgenote, burger en volwassene. [1]

het ervareneo

  1. wat je beleeft, wat je zelf ondervindt
    • Dat brein vervormt het waargenomene en ervarene volgens eigen wetten, die niet die van de gewone werkelijkheid zijn. [2]

ervarene

  1. (verouderd) verbogen vorm van de stellende trap van ervaren
    • En tussen de reeds ervarene bridgers doen zij dat niet slecht. [3]
  • daar waar de verbogen vorm ervarene gebruikt kan worden is de onverbogen vorm ervaren meer gangbaar