erop achteruitgaan
- er·op ach·ter·uit·gaan
- verbinding van erop en achteruitgaan, waarin "erop" een loos voornaamwoordelijk bijwoord is [1]
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
erop achteruitgaan |
ging erop achteruit |
erop achteruitgegaan |
zwak -d | volledig |
erop achteruitgaan
- in een slechtere toestand komen
- De oude man klaagt dat alles en iedereen erop achteruitgaat.
- Het woord erop achteruitgaan staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Weblink bron “Combinaties met er: loze voornaamwoordelijke bijwoorden (algemeen)” op taaladvies.net