• er·in ge·lo·ven
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
erin geloven
geloofde erin
erin geloofd
zwak -d volledig

erin geloven

  1. iets voor waar aannemen
    • Het was natuurlijk een mooi verhaal, maar erin geloven kon ik toch echt niet.