epoxy
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- epoxy
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘kunsthars’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1955 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | epoxy | - |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
- (scheikunde) een epoxide-polymeer opgebouwd uit 2 koolstofatomen (C) en 1 zuurstofatoom (O) in een ringvormige structuur
Afgeleide begrippen
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Gangbaarheid
- Het woord epoxy staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.