Spaans

Uitspraak
Woordafbreking
  • e·no·jo
enkelvoud meervoud
enojo enojos

Zelfstandig naamwoord

enojo m

  1. hinder, last
  2. woede, boosheid
Synoniemen

Werkwoord

vervoeging van
enojar

enojo

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van enojar
vervoeging van
enojarse

enojo

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd (presente) van enojarse

Verwijzingen