enkelspelpartij

Nederlands

Uitspraak

• Geluid:  enkelspelpartij    (hulp, bestand)

Woordafbreking

• en·kel·spel·par·tij

Woordherkomst en -opbouw

• samenstelling van  enkelspel zn  en  partij zn 

	enkelvoud	meervoud
naamwoord	enkelspelpartij	enkelspelpartijen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de enkelspelpartij v

1. (sport) tennis- of badmintonwedstrijd waarbij twee solospelers tegen elkaar spelen

   ▸ Tomás Berdych en Radek Stepanek hadden vrijdag hun enkelspelpartij al gewonnen en zorgden zaterdag voor de beslissende 3-0 door een 6-3, 6-4, 6-2 zege op Carlos Berlocq/Horacio Zeballos. Het duo was in Davis Cup-verband al goed voor dertien zeges tegenover slechts één nederlaag.

   ▸ Federer, die deze week pas één enkelspelpartij heeft gespeeld in Halle, schreef het voorbereidingstoernooi op Wimbledon al vijf keer eerder op zijn naam. Vorig jaar wist hij de Rus Michail Joezjny in de finale in drie sets te kloppen.

Gangbaarheid

• Het woord enkelspelpartij staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.