ener
- ener
- van het lidwoord een met de uitgang -er
ener
- (verouderd) van een (genitief van het lidwoord een bij een vrouwelijk woord)
- Deze vorm van integratie ener vreemde literatuur in de vaderlandse is niet nieuw. [1]
- (verouderd) van een (datief van het lidwoord een bij een vrouwelijk woord)
- De oordeelkundige uitvoering dier Voorredenen was zulk ener behulpinge, ten gevalle van den Lezer, wel waerdig; [2]
- Het woord ener staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- ↑ Sivirsky, A."nederlandse lyriek in hongaarse vertaling" in Maatstaf. jrg. 16 nr. 8 (november 1968) Daamen, Den Haag; p. 577; geraadpleegd 2015-10-25
- ↑ "J.D. Michaëlis. Nieuwe overzetting des O.T. met aantekeningen voor Ongeleerden." (recensie) in: Vaderlandsche Letteroefeningen. (1781) A. van der Kroe en Yntema en Tieboel, Amsterdam; p. 473; geraadpleegd 2015-10-25