Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • emu·le·ren
Woordherkomst en -opbouw
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
emuleren
emuleerde
geëmuleerd
zwak -d volledig

Werkwoord

emuleren

  1. (informatica) een computersysteem nabootsen in een andere omgeving
Afgeleide begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

74 % van de Nederlanders;
68 % van de Vlamingen.[1]

Meer informatie

Verwijzingen

  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be