eldorado
- el·do·ra·do
- Leenwoord uit het Spaans, in de betekenis van ‘paradijs’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1847 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eldorado | eldorado's |
verkleinwoord | eldoradootje | eldoradootjes |
het eldorado o
- een paradijs
- De snoepfabriek was een eldorado voor hem.
- Het woord eldorado staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "eldorado" herkend door:
86 % | van de Nederlanders; |
86 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "eldorado" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | eldorado | eldorado's |
eldorado