• ei·wit·ge·hal·te
enkelvoud meervoud
naamwoord eiwitgehalte eiwitgehaltes
eiwitgehalten
verkleinwoord

het eiwitgehalteo

  1. (voeding) de hoeveelheid eiwit die in een voedingsproduct aanwezig is
     De boerenacties zijn door het hele land, naar aanleiding van de maatregelen om de stikstofuitstoot in Nederland omlaag te brengen. De boeren zijn boos vanwege het voornemen van minister Schouten van Landbouw om het eiwitgehalte in veevoer te verlagen. Daardoor zal in de mest minder stikstof zitten, is de gedachte.[2]
     "Het smaakt licht nootachtig, zacht. De burgers hebben een hoog eiwitgehalte", aldus Patrick de Ceuster van Wervel, de Werkgroep voor Rechtvaardige en Verantwoorde Landbouw, die de burger promoot.[3]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Jongen (17) opgepakt voor poging tot doodslag om inrijden op marechaussees” (Maandag 6 juli 2020, 19:38), NOS
  3.   Weblink bron “België moet aan de cannabisburger” (Zaterdag 4 juni 2011, 11:08), NOS