Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • eind·prijs
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord eindprijs eindprijzen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de eindprijsm

  1. de uiteindelijke prijs die men in een toernooi of competitie kan winnen
     "Het zou een unieke prestatie zijn", dagdroomt coach Peter Bosz over een bekertitel. "Het bekertoernooi op zich, met de eindprijs en het prestige, dat moet voldoende motivatie zijn. We moeten gewoon proberen zover mogelijk te komen, en dat is natuurlijk de finale."[1]
     Gesink gaf 2.19 toe op Martin, waardoor Schleck, die voor zondag nog vierde stond in het eindklassement op 38 seconden van Gesink, de eindprijs voor zich kon opeisen. De Luxemburger werd dertiende op 1.14.[2]
  2. de totale hoeveelheid geld die men uiteindelijk ergens voor moet betalen
     Vorige maand kregen Nieuwsuur en het Financieele Dagblad stukken in handen van de Nationale Recherche, over de omkoopzaak in het Limburgse bouwbedrijf. Uit het dossier bleek onder meer dat het bedrijf informatie kreeg over aanbestedingen. Ook had Janssen de Jong de mogelijkheid om vervuild zand te gebruiken bij bouwprojecten, waardoor de kosten konden worden gedrukt. Prijsopgaven werden stelselmatig te laag gesteld, maar nadat de opdracht aan het bedrijf was gegund werd door meerwerk de eindprijs van de projecten vaak twee à drie keer zo hoog. In ruil voor hun gunsten werden de betrokken ambtenaren verhaald op snoepreisjes en contant geld.[3]


Gangbaarheid


Verwijzingen

  1.   Weblink bron “Vitesse, nog nooit een prijs” (Dinsdag 28 oktober 2014, 09:06), NOS
  2.   Weblink bron “Gesink verspeelt winst aan Schleck” (Zondag 20 juni 2010, 16:35), NOS
  3.   Weblink bron “Vervolg corruptiezaak Janssen de Jong” (Maandag 20 december 2010, 10:04), NOS