eetstal
  • eet·stal
enkelvoud meervoud
naamwoord eetstal eetstallen
verkleinwoord eetstalletje eetstalletjes

de eetstalm

  1. eenvoudige eetgelegenheid in de openlucht
     Ik blader nog wat door het kookboek, kijk naar de kleurenfoto van een man die gehurkt met een bord rijst in zijn hand bij een eetstalletje langs de weg zit, en stop Beb Vuyk in een tas die ik mee naar huis neem.[1]
     Er is nog geen bevestiging dat de man ook werkelijk ebola heeft, maar het nieuws heeft angst gezaaid in de hoofdstad. Mensen zijn aan het hamsteren geslagen en eten niet langer in de vele eetstalletjes langs de kanten van de weg uit angst voor besmetting, meldden ooggetuigen.[2]


  1. Renée van Marissing
    “Onze kinderen” (2021), Em. Querido's Uitgeverij  , ISBN 9789021414461
  2.   Weblink bron “Nigeriaan met mogelijke ebola in Benin” (7 augustus 2014), Reformatorisch Dagblad