enkelvoud meervoud
naamwoord eerpel eerpels
verkleinwoord

eerpel

  1. (plantkunde) aardappel; plant van de soort (Nachtschadefamilie)
  2. (voeding) aardappel; eetbare knol van die plant


enkelvoud meervoud
naamwoord eerpel eerpels
verkleinwoord

eerpel

  1. (plantkunde) aardappel; plant van de soort (Nachtschadefamilie)
  2. (voeding) aardappel; eetbare knol van die plant


enkelvoud meervoud
naamwoord eerpel eerpels
verkleinwoord

eerpel

  1. (plantkunde) aardappel; plant van de soort (Nachtschadefamilie)
  2. (voeding) aardappel; eetbare knol van die plant


enkelvoud meervoud
naamwoord eerpel eerpels
verkleinwoord

eerpel

  1. (plantkunde) aardappel; plant van de soort (Nachtschadefamilie)
  2. (voeding) aardappel; eetbare knol van die plant


enkelvoud meervoud
naamwoord eerpel eerpels
verkleinwoord

eerpel

  1. (plantkunde) aardappel; plant van de soort (Nachtschadefamilie)
  2. (voeding) aardappel; eetbare knol van die plant