Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • een·klank
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord eenklank eenklanken
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

eenklank m [1]

  1. verschillende tonen met dezelfde toonhoogte
  2. in harmonie met; in overeenstemming met

Gangbaarheid

68 % van de Nederlanders;
78 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen