Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • ec·to·derm
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord ectoderm ectodermen
verkleinwoord ectodermpje ectodermpjes

Zelfstandig naamwoord

het ectodermo

  1. (biologie) buitenste laag van het kiemvlies van de vrucht in het moederlichaam waaruit zich o.a. de huid en het zenuwstelsel ontwikkelen

Gangbaarheid

43 % van de Nederlanders;
56 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen