Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dwe·pe·rij
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord dweperij dweperijen
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

dweperij v [1]

  1. overdreven ingenomenheid met iets

Gangbaarheid

83 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[2]

Verwijzingen