Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • dwaal·den af
Woordherkomst en -opbouw

Werkwoord

vervoeging van
afdwalen

dwaalden (…) af

  1. meervoud verleden tijd van afdwalen
    • Wij dwaalden af. 
    • Jullie dwaalden af. 
    • Zij dwaalden af. 

Gangbaarheid