duplicator
- Geluid: duplicator (hulp, bestand)
- du·pli·ca·tor
- Naamwoord van handeling van dupliceren met het achtervoegsel -ator
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | duplicator | duplicatoren duplicators |
verkleinwoord | duplicatortje | duplicatortjes |
de duplicator m
- apparaat voor het vervaardigen van duplicaten
- Het woord 'duplicator' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.