dufheid
- duf·heid
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | dufheid | - |
verkleinwoord | - | - |
de dufheid v
- een gevoel waarbij men zich futloos of uitgedoofd voelt
- Die vrouw heeft last van dufheid omdat ze weinig slaapt.
- Het woord dufheid staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "dufheid" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
82 % | van de Vlamingen.[1] |
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be