• dub·bel·klap·pen

dubbelklappen

stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
dubbelklappen
klapte dubbel
dubbelgeklapt
zwak -t volledig
  1. heel snel, met grote kracht heel ver doorbuigen
     "Soms kan je nek dubbelklappen. Dat heeft wel een langere hersteltijd nodig, maar levert geen blijvend letsel op", vertelt Van Duijn nuchter.[1]
     Monfils liet daarentegen (tussen zijn zo kenmerkende clowneske capriolen door) zeer behoorlijk tennis zien. Even was er de schrik van het dubbelklappen van zijn enkel, maar de schade bij de nummer twintig van de plaatsingslijst viel mee.[2]


  1.   Weblink bron
    Marco Hochgemuth
    “Van Duijn sprong van de toren naar unieke titel: 'Ik houd van gevaar'” (Donderdag 27 december 2018, 06:27), NOS
  2.   Weblink bron “Federer langs rand van de afgrond” (Vrijdag 5 september 2014, 05:38), NOS